BRZO staat voor Besluit Risico Zware ongevallen. Wanneer een bedrijf in Nederland met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werkt dan vallen zij onder andere onder de werkingssfeer van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (BRZO 2015). Deze bedrijven moeten specifieke maatregelen nemen om de risico’s van zware ongevallen te beperken. Want als er bij deze bedrijven iets mis gaat, kunnen de gevolgen voor werknemers, omgeving en milieu enorm zijn.
Op 10 juli 1976 heeft er zich een chemische ramp voltrokken in de chemische fabriek Icmesa, in het dorpje Meda, dichtbij buurgemeente Seveso in Italië. Bij deze ramp zijn hoge concentraties giftige gassen vrijgekomen die grote gevolgen hadden voor het milieu en met name de gezondheid van mens en dier. Om dergelijke rampen in de toekomst te voorkomen heeft de Europese Unie de ‘Seveso-richtlijn’ tot stand gebracht.
Het doel van de Seveso III-richtlijn is:
Uiteindelijk is er een Nederlandse implementatie gekomen van de Seveso-III richtlijn, namelijk het Besluit Risico Zware Ongevallen 2015 zoals we die vandaag kennen.
Het Brzo 2015 geldt voor bedrijven die werken met bepaalde hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Afhankelijk van de hoeveelheid en categorie indeling van gevaarlijke stoffen, wordt aan de hand van drempelwaarden bepaald of een bedrijf onder de werkingssfeer valt van het BRZO 2015. Wordt de eerste drempelwaarde gehaald, dan is er sprake van een lagedrempelinrichting. Als de tweede drempelwaarde wordt gehaald, dan is er sprake van een hogedrempelinrichting. Dit verschil is van belang voor de verplichtingen die gelden voor de verschillende types inrichtingen.
Lagedrempelinrichting
Bedrijven die de lage drempelwaarde uit bijlage I van de Seveso III-richtlijn overschrijden moet alle maatregelen treffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. Er moet een Preventiebeleid Zware Ongevallen opgesteld worden (PBZO)en voor de uitvoering en bepaling daarvan een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) geïmplementeerd worden.
Hogedrempelinrichting:
Bedrijven die ook de hoge drempelwaarde uit bijlage I van de Seveso III-richtlijn overschrijden moeten naar de verplichtingen die gelden voor de lagedrempelinrichtingen ook een veiligheidsrapport opstellen.
In het PBZO-document leggen bedrijven vast welk beleid zij voeren ter voorkoming van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, dit beleid is gekoppeld aan het VBS. Er dient duidelijk gemaakt te worden welke risico’s er zijn, van welke omvang en welke maatregelen ter beheersing genomen worden. Volgens artikel 7, lid 1, van het BRZO 2015 dient het bedrijf in het beleid de ambitie uit te spreken om de beheersing van gevaren van zware ongevallen continu te verbeteren en hoge beschermingsniveaus te waarborgen.
Hogedrempelinrichtingen moeten een Veiligheidsrapport opstellen. Volgens artikel 10, lid 2 van het BRZO2015 dient dit rapport minimaal invulling te geven aan:
“Het veiligheidsrapport bevat ten minste de gegevens en beschrijvingen, bedoeld in bijlage II bij de richtlijn, op zodanige wijze dat wordt aangetoond dat:
Het BRZO 2015 stelt eisen aan het beleid van bedrijven die op grote schaal werken met gevaarlijke stoffen werken. De doestelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Daarvoor moeten bedrijven onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssyteem (VBS) beschikken. Bedrijven die in de hoogste risicocategorie vallen moeten daarnaast ook nog een veiligheidsrapport (VR) opstellen en indienen bij de overheid.
In de opleiding Hogere Veiligheidskunde wordt BRZO uitgebreid besproken. De module ‘Industriële veiligheid’ richt zich op het voorkomen van brand, explosies en het onvoorzien vrijkomen van gevaarlijke of chemische stoffen binnen chemische bedrijven en/of andere processen binnen de industriële sector.
Wilt u meer weten over onze HVK opleiding, of de module Industriële veiligheid?Download brochure