Gezondheid

Wat zijn ontvlambare stoffen?

Stoffen zijn ontvlambaar als zij, onder de omstandigheden waarin zij worden gebruikt, met een vonk aangestoken kunnen worden. In normaal taalgebruik noemen we dergelijke stoffen brandgevaarlijk.

Voor vloeistoffen en gassen zijn het vlampunt en de gebruikstemperatuur bepalend. Voor vaste stoffen vooral de fijnheid van het poeder.
Daarnaast is de elektrische geleidbaarheid van belang, omdat een stof die elektriciteit slecht geleid bij transport of storten kan opladen. De statische oplading kan leiden tot een vonk, die de stof doet ontbranden.
Wanneer brandgevaarlijke stoffen in een (gedeeltelijk) omsloten ruimte ontbranden, kan dit leiden tot een explosie.

Wat is het gevaar van brandgevaarlijke stoffen?

Gebruik van brandgevaarlijke en explosieve stoffen kan leiden tot brand en explosies. Dit zijn ernstige ongevallen met grote schade aan mens, installaties en bedrijven. Een aanzienlijk deel van de bedrijven die te maken krijgen met een grote brand kan geen doorstart maken.

Opvallend is dat door het beheersen van reguliere arbo-risico's (val-, struikel- en knelgevaar) het gevaar op een brand niet automatisch kleiner wordt. Voor het beperken van brandgevaar is het noodzakelijk dat je de risico's van de stoffen in jouw processen beheerst, en dus dat de medewerkers die kennen. Verder is het nodig dat je bij wijzigingen nadenkt over eventuele brandrisico's. Let op, het gaat bij wijzigingen niet alleen om technische zaken, als temperatuur, druk of gebruikte stoffen, maar ook aan veranderingen in de organisatie, wisseling van personeel of van onderhoudsmedewerkers.

Hoe kan je achterhalen of stoffen brandgevaarlijk zijn?

Brandbare vloeistoffen en gassen zijn te herkennen aan de informatie op het etiket of in het veiligheidinformatieblad aan de volgende R-zinnen 10, 11, 12, 15 of 17 en aan het volgende pictogram.

Indien je in de processen temperaturen boven 60°C hebt, kan je niet afgaan op de R-zin en het pictogram en zal je in het veiligheidsinformatieblad het vlampunt moeten opzoeken.

  • Indien het vlampunt van uw vloeistoffen en gassen meer dan 15°C ligt boven de gebruikstemperatuur ligt, kan je aannemen dat er geen brandgevaar is, zo lang er of:
  • Niet gelijktijdig gassen/dampen en fijne stofdeeltjes aanwezig zijn.
  • U geen vloeistoffen verneveld (nevel kan leiden tot explosiegevaar).
  • Vloeistoffen onder hoge druk gebruikt (bij lekkage kan dan nevel vrijkomen)

Bij vaste stoffen is het afleiden van het brandgevaar moeilijker. Voor de meeste vaste stoffen geldt dat zij als fijn poeder ontbrandt kunnen worden. Dus als je poeders gebruikt in het proces of als poeders ontstaan in het proces (denk aan zagen, slijpen, malen) is het aan te raden brand / explosierisico's te beoordelen.

Wat zegt de wet erover?

De arbeidsomstandighedenwet geeft in artikel 3 lid 1 aan dat u doeltreffende maatregelen moet nemen op het gebied van brandbestrijding. Artikel 6 van de wet geeft aan dat u bij de aanwezigheid van grote hoeveelheden brandbare stoffen een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie (A-RIE) moet uitvoeren moet uitvoeren. In afdeling 2 van het arbeidsomstandighedenbesluit wordt toegelicht hoe je vaststelt of jij A-RIE plichtig bent en wat dan de verplichtingen zijn.

Wat kan je eraan doen?

Het is aan te raden om de risico's te laten beoordelen door iemand die zich gespecialiseerd heeft in brand- en explosiegevaar als je:

  • gelijktijdig gassen/dampen én ontbrandbaar stof aanwezig zijn;
  • gebruik van zuurstoftanks / leidingen;
  • een gevarenzonering moet worden uitgevoerd (zie stap 4 stappenplan);
  • het bedrijf is aangewezen voor het uitvoeren van een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie (ARIE);
  • het bedrijf BRZO-plichtig is.

In de overige gevallen kan je zelf de volgende stappen ondernemen om een risicobeoordeling uit te voeren. Dit kan stapsgewijs.

1. Het verzamelen van productinformatie:

  • Vlampunt;
  • Onderste en bovenste explosiegrens;
  • Elektrische geleidbaarheid;
  • Toestand (gas, vloeistof);
  • Relatieve dampdichtheid.

2. Het verzamelen van gegevens over uw proces:

  • Opslag temperatuur (binnen normaal 40°C, apparatuur buiten 65°C, grote tanks buiten 50 °C);
  • Gebruikstemperatuur (maximale temperatuur (hoog temperatuur alarm);
  • Gebruikshoeveelheid.

3. Vergelijken stof- en procesgegevens: Ga het volgende na:

  • Zijn gelijktijdig brandbare vloeistoffen/gassen boven het vlampunt en ontvlambare poeders aanwezig, zo ja → schakel een gecertificeerde veiligheidskundige/arbeidshygiënist met ervaring in brand/explosie risico's.
  • Is de opslag/gebruikstemperatuur meer dan 15 graden lager dan het vlampunt → Je kunt aannemen dat er geen brand/explosiegevaar is t.g.v. gassen/dampen. In de overige gevallen gaat u door met stap 4.
  • Kunnen brandbare vaste stoffen in poedervorm voorkomen → ga door met stap 4.

4. Ga na of het nodig is om een gevarenzone-indeling te maken. Bij een gevarenzone-indeling wordt bepaald waar in uw bedrijf brand- en explosie gevaar kan optreden, hoe vaak het risico zal optreden en of u passende beheersmaatregelen heeft getroffen. Voor ruimtes die als gevaarlijk worden aangeduid dient u een explosieveiligheidsdocument op te stellen. Dit is een RI&E specifiek gericht op brand- en explosiegevaar.
Indien een gevarenzone-indeling nodig is, kan je deze het beste laten uitvoeren door iemand die zich daarin gespecialiseerd heeft.
Het opstellen van een gevarenzone-indeling is nodig als je meer dan de onderstaande hoeveelheden gevaarlijke stof aanwezig zijn:

  • Een gevarenzone-indeling dient te worden uitgevoerd voor installaties die zich in de buitenlucht of in een „open gebouw‟ bevinden bij hoeveelheden groter dan:
  • 50 kg gassen en vlampunt kleiner dan 0 °C en een kookpunt kleiner dan of gelijk aan 35 °C; of
  • 500 kg brandbare vloeistoffen met een vlampunt kleiner dan 21 °C; of
  • 5.000 kg overige brandbare vloeistoffen indien zij kunnen vrijkomen met een temperatuur groter dan of gelijk aan het vlampunt.
  • Een gevarenzone-indeling dient te worden uitgevoerd voor installaties die zich in een „gesloten gebouw‟ bevinden bij hoeveelheden groter dan:
  • 5 kg gassen en vlampunt kleiner dan 0 °C en een kookpunt kleiner dan of gelijk aan 35 °C; of
  • 50 kg brandbare vloeistoffen met een vlampunt kleiner dan 21 °C; of
  • 500 kg overige brandbare vloeistoffen indien zij kunnen vrijkomen met een temperatuur groter dan of gelijk aan het vlampunt.
  • Een gevarenzone indeling voor stof in het inwendige van apparaten dient te worden gemaakt bij hoeveelheden brandbare vaste stof groter dan:
  • 0,1 kg brandbaar stof met een deeltjesgrootte kleiner dan 0,1 mm;
  • 1 kg brandbaar stof met een deeltjesgrootte tussen de 0,1 mm en 0,5 mm.
  • Een gevarenzone indeling voor stof in een gebouw dient te worden gemaakt bij hoeveelheden groter dan:
  • 50 kg brandbaar stof met een deeltjesgrootte kleiner dan 0,1 mm;
  • 500 kg brandbaar stof met een deeltjesgrootte tussen de 0,1 mm en 0,5 mm.
  • In alle overige situaties kan je beoordelen of de ruimtes waar brandbare stoffen de onderstaande maatregelen zijn genomen. Het resultaat hiervan kan worden opgenomen in jouw RI&E.

Wanneer er brandgevaar aanwezig is, kan je met de volgende maatregelen of een combinatie daarvan het risico beheersen:

  • Door stoffen te gebruiken bij een temperatuur die voldoende ruim onder het vlampunt ligt. Dit kan door de stof te vervangen (of de samenstelling van het product aan te passen), door het proces aan te passen (verlagen temperatuur). Onder voldoende ruim wordt verstaan: 5 tot 15 °C onder het vlampunt.;
  • Brandbare stoffen niet te vernevelen;
  • Stofvorming en stofophoping te voorkomen (dus goed schoonmaken, vergeet filters in ventilatiekanalen niet);
  • Het binnenwerk van leidingen en installaties te inertiseren (bijvoorbeeld door een stikstof “deken”);
  • Een adequate ventilatie te realiseren (voldoende ventilatie en gecontroleerde werking);
  • De ruimten zodanig in te richten dat ontstekingsbronnen niet aanwezig zijn in die gebieden waar een ontbrandbaar mengsel aanwezig kan zijn (hoe dit gedaan kan worden is beschreven in ATEX 95 en de daarbij behorende geharmoniseerde normen.
  • Het aarden van installatie en installatieonderdelen;
  • Het monitoren van de concentraties in de lucht met LEL-meters, zodat tijdig maatregelen getroffen kunnen worden als de concentratie een vooraf ingestelde grenswaarde (10% of 50% LEL overschrijdt).
  • Het treffen van organisatorische maatregelen, zoals een heet-werk vergunning. Waarbij ofwel wordt geborgd dat er geen explosief mengsel aanwezig kan zijn ofwel door het monitoren van de concentraties in de lucht met een LEL meter, wordt gewaarborgd dat werkzaamheden tijdig onderbroken kunnen worden.
  • Het trainen van de medewerkers zodat zij weten waar in het bedrijf de risico's kunnen optreden, hoe ze te herkennen zijn en welke voorzorgsmaatregelen noodzakelijk zijn. Deze training periodiek herhalen en ook geven aan nieuwe medewerkers.
  • Medewerkers te trainen in de werkvoorschriften van de installaties en machines in het bedrijf. Ervoor zorgen dat dit ook wordt gedaan in het inwerkprogramma van nieuwe medewerkers.
  • Controleren dat bij onderhoud aan de installatie, onderdelen die vervangen worden exact hetzelfde zijn als de originele onderdelen.
  • Bij het aanpassen van de installatie (toevoegen nieuwe delen, verhogen van temperatuur of druk, introductie nieuwe stoffen) een risicobeoordeling uit te voeren. Pas hierbij ook de werkvoorschriften / procedures / gebruiksinstructies aan.

Wat kan een werknemer doen?

  • Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van de risico's op uw werkplek. Lees hiervoor:
    het etiket (R10, 11, 12, 15 en 17).
  • Laat je informeren over de inhoud van de RI&E.
  • Lees de gebruiksinstructies / procedures van installaties.
  • Werk conform de voorschriften / instructies.
  • Hou de werkplek schoon, ruim poeders op.

Gerelateerde opleidingen

  • Overige gezondheid
Bekijk opleiding
  • Gevaarlijke stoffen
Bekijk opleiding
  • Gevaarlijke stoffen
Bekijk opleiding