Bij het werken op hoogte is het nodig dat de werkvoorbereiding en/of de operationeel leidinggevende vooraf nagaat welk arbeidsmiddel het beste kan worden ingezet.
Uitgangspunt is het gebruik van een veiliger arbeidsmiddel dan een ladder.
Nagegaan wordt of bij opgedragen taken de veiligheid en gezondheid van de medewerkers niet in gevaar kunnen komen. Ook wordt nagegaan of de werknemer de opleidingskwalificaties heeft, die nodig zijn voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden.
Als een werkgever aannemelijk kan maken dat hij beperkt wordt in de keuze en/of het gebruik van alternatieve arbeidsmiddelen, kan mits veilig toegepast een ladder worden gebruikt. Beperkingen voor de werkgever zouden kunnen zijn:
5.1 Operationele beperkingen bijvoorbeeld de kwalificatie van de werkzaamheden, de bereikbaarheid van de werkplek, de opstelmogelijkheden van het arbeidsmiddel;
5.2 Veiligheidstechnische beperkingen bijvoorbeeld de uitvoering van risicovolle werkzaamheden, de krachtuitoefening, de noodzakelijke reikwijdte, de risico's van het gebruik van een ander arbeidsmiddel;
5.3 Economische beperkingen bijvoorbeeld de bereikbaarheid van het project, vervoerskosten en opstelkosten.
Als de conclusie is dat geen ander arbeidsmiddel kan worden ingezet dan de ladder en als het verantwoord wordt geacht om de ladder in de omstandigheden van het geval met de nodige veiligheidswaarborgen in te zetten dient ter plaatse nog te worden getoetst of de feitelijke omstandigheden overeenkomen met die waarvan bij de werkvoorbereiding is uitgegaan.