Werknemer klaagt werkgever aan voor opgelopen schade, maar wanneer is iets een bedrijfsongeval?
Een vrachtwagenchauffeur krijgt naar eigen zeggen een doos met daarin een warmtepomp tegen zijn hoofd. Hij vindt dat zijn werkgever aansprakelijk is voor de schade die hij hierdoor opgelopen heeft. Een werkgever is in beginsel aansprakelijk voor de schade die een werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. De werknemer moet stellen en zo nodig bewijzen dat hij schade heeft geleden tijdens zijn werk. Hoe zit dat in deze kwestie?
Werkgever en werknemer staan niet in alles lijnrecht tegenover elkaar. Beide partijen zijn het er namelijk over eens dat de werknemer op de desbetreffende datum een doos met een warmtepomp heeft vervoerd en dat deze beschadigd bij de klant is aangekomen. De werknemer verklaart hierover dat de doos bovenop andere dozen stond en dat er zogeheten monopijpen voor lagen. Bij het wegduwen van de laatste monopijp viel de doos volgens hem tegen de zijkant van zijn hoofd en is hij gevallen. Op een foto die de werknemer als bewijs indient is een beschadigde zijkant van een doos te zijn. Het is niet duidelijk dat de beschadiging de afdruk van het hoofd van de werknemer is.
Werkgever en werknemer zijn het erover eens dat de werknemer een doos met een warmtepomp heeft vervoerd, maar verder zijn er weinig dingen waar ze het over eens zijn, blijkt uit tegenstrijdige verklaringen. De werknemer verklaart namelijk dat hij de directeur van het bedrijf op de hoogte heeft gebracht van het ongeval en van zijn nekklachten. Tijdens een bezoek aan de huisarts van de werknemer werd een whiplash vastgesteld waardoor hij twee weken rust moest houden, ook dit wordt niet bevestigd door de directeur. Ook een ZZP-er werkzaam bij de werkgever is gevraagd naar het incident. Hij verklaart dat de werknemer niets heeft gemeld over lichamelijke klachten.
De uitspraak
De werknemer heeft niet aangetoond dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, omdat zijn stellingen en verklaringen over de gebeurtenissen op de desbetreffende datum niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechter wijst de gevraagde verklaring voor het recht daarom af.
