Arbo

Wat omvat werkplekonderzoek in de praktijk van een arbeidsdeskundige?

Bij het beoordelen van de vraag of een medewerker in staat is zijn werkzaamheden op adequate wijze uit te voeren lijkt het logisch dat de Arbeidsdeskundige zich een beeld vormt van de werkomgeving.

Opmerkelijk is dat het onderzoek van de werkplek en fysieke belasting geen grondig lesonderdeel is voor de Arbeidsdeskundige. Er wordt beperkt aandacht geschonken aan ergonomie en de vraag komt boven of dit voldoende is om tot een deskundig oordeel te komen. Dit artikel is een aanzet om het onderwerp werkplekonderzoek voor de arbeidsdeskundige beter op de kaart te zetten.

In de Arbeidsomstandighedenwet vinden we bepalingen terug over werkplek en fysieke belasting. De werkplek dient aangepast te zijn aan de persoonlijke eigenschappen van de medewerker en het werk dient geen negatieve gezondheidseffecten voor de medewerker tot gevolg te hebben. Zeker als de medewerker een beperkingen of  een handicap heeft is het zaak om de werkomgeving daarop aan te passen. Het doel is dan altijd om fysieke klachten te voorkomen dan wel beperken of mensen zo goed als mogelijk in het arbeidsproces te handhaven. In de praktijk proberen we daarom mensen in ‘goede houdingen’ de werkzaamheden uit te laten voeren en de fysieke (en mentale) belasting af te stemmen op de belastbaarheid. Dit is een mooi en alom bekende stelling, maar hoe doe je dit in de praktijk? Ook komt de vraag naar boven of we het werkplekonderzoek niet vaker moeten uitvoeren, puur uit preventief gezichtspunt.

Het werkplekonderzoek in Nederland wordt uitgevoerd door vele verschillende professionals waarbij iedereen werkt op z’n eigen wijze. Van oudsher werd dit onderzoek gedaan door bedrijfsverpleegkundigen en bedrijfsartsen. De (para)medische achtergrond zorgde in die tijd voor een onbetwist keurmerk. Tegenwoordig zien we een veelheid aan disciplines die zich bezighouden met advies op de werkvloer. Ergotherapeuten, (bedrijfs)fysiotherapeuten, arboadviseurs en stoelverkopers, allemaal geven ze advies op en over de werkplek. De kennis en visie van de adviseur zijn hierbij leidend voor de kwaliteit van het advies. Een goed werkplekonderzoek moet in de ogen van de auteurs voldoen aan een aantal criteria. Daarnaast is het zaak dat het werkplekonderzoek vraagt om een gerichte aanpak.

Opzet en strategie van het werkplekonderzoek

Het werkplekonderzoek heeft een aantal elementen in zich die we systematisch volgen.

Stap 1: Voorbereiding en afspraak maken
Een werkplekonderzoek vraagt om een voorbereiding. De onderzoeker moet weten wat de aanleiding van het onderzoek is, wie de opdracht verstrekt en op welke vragen er antwoord moet worden gegeven. Het bezoek dient ingepland te worden want de medewerker moet zich vrij maken om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast is zinvol om de medewerker te informeren over wat er gaat gebeuren, hoeveel tijd het onderzoek bij benadering kost en hoe de procedure is.  Als er rapporten, eerdere onderzoeken of andere informatie beschikbaar is kunt u vragen of u hiervan kennis mag nemen. Voordeel is dat een deel van de voorgeschiedenis dan direct bij u bekend is.  

Stap 2: Interview van de medewerker
Het interview is een belangrijk onderdeel binnen het onderzoek omdat hier het probleem in essentie duidelijk moet worden. Wat is er aan de hand?  Welke factoren zijn van invloed en hoe is het probleem ontstaan? Bij een medewerker met uitgebreide problematiek kost het aardig wat tijd om de voorgeschiedenis, het verloop en de relatie met het werk duidelijk te krijgen. Dit interview dient plaats te vinden in een ruimte waar privacy gewaarborgd is. Het is een illusie dat u een goed beeld over werktevredenheid krijgt midden op een afdeling met collega’s. Zaken die tijdens dit interview aan de orde komen zijn de inhoud van het werk, handelingen die worden uitgevoerd, klachten die iemand ervaart, de werkbeleving en mogelijk andere bijkomstige factoren.

Stap 3: Observatie van de werkzaamheden
Deze stap is het meest vergeten onderdeel van het onderzoek, maar toch een van de belangrijkste. Tijdens de observatie krijgt u een indruk van de manier waarop iemand werkt. U kijkt naar werkhoudingen, dynamiek, tempo en naar welke vormen van fysieke belasting er zijn. Wij adviseren u om de observatie vast te leggen middels beeldmateriaal (foto of video). Op deze manier kunt u de situatie ook na afloop nog helder voor de geest halen en mogelijk gebruiken in uw rapportage.  Het kijken en beschrijven van werkzaamheden is overigens een vaardigheid die u zich eigen maakt door frequent te doen. Een training of cursus kan u helpen bij het toepassen van methodiek en het maken inschattingen.

Stap 4: Terugkoppeling op de observatie
Het is een goed gebruik om na de observatie terugkoppeling te geven. Dit kunt u doen door te bespreken wat u hebt waargenomen en waar nodig verduidelijking te vragen op de zaken die u heeft opgemerkt. Het samen terugkijken naar een foto of beeld van de werkzaamheden geeft u ook direct inzicht over de mate van inzicht in het eigen functioneren van de medewerker (de zelfwaarneming.)

Stap 5: Controleren van instellingen en metingen
In deze fase kijkt u of werkstoelen goed zijn ingesteld, of een werkblad de juiste hoogte heeft en wat de invloed is van ordening op werkhouding en fysieke belasting. Het is eigenlijk het klassieke onderdeel van het werkplekonderzoek waar veel onderzoekers zich toe beperken. Voordeel van de stappen hiervoor is dat u heeft waargenomen hoe de manier van werken er uit zag voordat er allerlei zaken werden aangepast. Dit is namelijk wat gebeurd op het moment dat u kijkt naar instelling en ordening, er worden veranderingen doorgevoerd. Metingen die kunnen worden uitgevoerd zijn o.a.:
- Verlichting
- Binnenklimaat
- Spierspanning
- Kwaliteit van de materialen (eigenschappen van meubilair)   

Het is een goed gebruik om dat wat er te verbeteren is direct door te voeren op de werkplek. Denk aan de nieuwe instellingen van de bureaustoel, de ordening op de werkplek of het aanpassen van de werkbladhoogte als dat technisch direct uitvoerbaar is. 

Stap 6: conclusies formuleren en advies opstellen
Deze fase dient in goed overleg met de medewerker te worden doorlopen. Het is het moment waarop u direct kunt toetsen of voorstellen worden omarmd of juist niet. Bij voorkeur is de conclusie zo duidelijk dat de medewerker zelf het advies formuleert. Ideaal, want de kans dat zo’n advies ook toegepast wordt is dan vele malen groter. Het kan nuttig zijn om de leidinggevende of opdrachtgever bij deze fase van het onderzoek te betrekken. Zeker als er inspanning van het bedrijf wordt verwacht kan dit de eerste stap in dit proces zijn.

Stap 7: Rapportage
Het werkplekonderzoek wordt afgesloten met een duidelijke rapportage. De tendens van rapporteren is to the point, systematisch en volledig. Bij voorkeur heeft u beelden toegevoegd waardoor duidelijk wordt wat u heeft gezien en wat het effect is van een mogelijke aanpassing of verandering. Het verslag kan in concept naar de medewerker om te controleren op mogelijke onjuistheden. Uiteindelijk gaat de definitieve versie naar de opdrachtgever en medewerker.

Stap 8: Evaluatie
Als er veranderingen zijn doorgevoerd is het zinvol om het effect van deze aanpassingen te toetsen. Afhankelijk van de aard van het probleem kan na een week tot enkele weken/maanden plaatsvinden. Goed is het in ieder geval om hier afspraken over te maken.

Het werkplekonderzoek gaat verder dan het instellen van de werkplek. Vanuit het preventief denken en de ‘geest van de Arbowet’ zou iedere medewerker de juiste instelling van de werkplek reeds bij in dienst treden gerealiseerd moeten hebben. Het werkplekonderzoek geeft in de regel meerdere richtingen aan om werkomstandigheden  te verbeteren:
- Gebruik van de werkplek: ordening, instellingen en werkhouding
- Gedrag van de medewerker: loslaten van spanning, pauzeren, werkverdeling.
- Organisatorische maatregelen: verbeteren werkomgeving, aanpassen van de organisatie van arbeid, verschaffen van hulpmiddelen
- Omgevingsfactoren: plaats van de werkplek/werkzaamheden, aantal medewerkers per m2, klimatologische maatregelen
- Algemene factoren: behandelstrategie (of het ontbreken hiervan), balans werk/privé, woon-werkverkeer etc.

De relatie met de arbeidsdeskundige praktijk

De arbeidsongeschiktheidsverzekeraar maakt gebruik van arbeidsdeskundigen en zet deze onder andere in bij de volgende situaties:
- Acceptatieonderzoek
- Arbeidsongeschiktheidsbeoordeling
- Preventieonderzoek

Acceptatieonderzoek

Om tot afgifte van een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) over te kunnen gaan heeft een verzekeraar in sommige situaties behoefte aan meer informatie. De arbeidsdeskundige brengt de fysieke en mentale belastingen in beeld. Hij of zij maakt daarbij bij voorkeur gebruik van een beproefde methode. Dit resulteert in een onderbouwde uitspraak over (te)belastende situaties. Oftewel een antwoord op de vraag of taakuitoefening gezond werken in de weg staat. Deze risico-inschatting is bepalend of een verzekering wordt afgegeven en welke risico (premie)klasse wordt gehanteerd.

Arbeidsongeschiktheidsbeoordeling

Het meest voorkomend is een beoordeling op het eigen beroep. Een medisch adviseur stelt de belastbaarheid van de cliënt vast en de arbeidsdeskundige zal aan de hand van zijn onderzoek naar de belastingen in het werk een uitspraak doen welke taken wel, gedeeltelijk of niet meer mogelijk zijn. Het is van belang de belastingen goed in te schatten want een beoordeling heeft direct gevolgen voor het inkomen van de cliënt. Een beoordeling moet ook goed onderbouwd of uitgelegd kunnen worden. Soms zelfs tot in de rechtszaal.

Als werkplekadviseur ben je in staat om methodisch de belastingen vast te stellen en deze te vergelijken met de belastbaarheid.
Met alleen het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid is de arbeidsdeskundige er nog niet. Ook wordt gevraagd of met een werkplekadvies of een voorziening de belastingen in het werk niet beter in overeenstemming kunnen worden gebracht  met de belastbaarheid. In de polis staat vaak dat dit onderdeel uitmaakt van de uiteindelijke beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Een advies kan betrekking hebben op de werkplek, werkgedrag, organisatie, omgeving en algemene factoren.

Preventieonderzoek

Voorkomen is beter dan genezen is hier van toepassing. AOV verzekeraars bieden daarom in hun polis voor de cliënt soms de mogelijkheid om gratis een werkplekonderzoek aan te vragen. Ook wordt deze dienst aangeboden als onderdeel van een “preventiepakket”. Gebruikelijk is dat een onderzoek eenmaal in de 3 jaar mag worden aangevraagd.
De arbeidsdeskundige kan bij zijn preventieonderzoek de stappen 1 t/m 8 doorlopen van het werkplekadvies. Het resultaat zal zijn een goed onderbouwd advies dat een bijdrage levert aan betere werkomstandigheden. Bij een goede opvolging van de adviezen zal normaal gesproken de kans op toekomstige arbeidsongeschiktheid minder zijn. Dit is een win-win situatie. De verzekeraar heeft met een kleine investering een lagere schadelast. Voor de cliënt bestaat de winst uit zijn inzetbaarheid in zijn bedrijf. Een ondernemer zal met zijn eigen werkzaamheden meer bereiken en verdienen dan met het ontvangen van een uitkering. Een vaak gehoorde opmerking is dat de cliënt, nadat hij al arbeidsongeschikt is geworden, wenste dat hij eerder om advies had gevraagd.

Deze voorbeelden geven aan dat kennis van het werkplekonderzoek voor de arbeidsdeskundige een wezenlijk onderdeel van zijn expertise dient te zijn. Als lesonderdeel in de opleiding of als nascholing voor eerder opgeleiden geeft deze vaardigheid een sterk toegevoegde waarde voor de arbeidsdeskundige.

 

Gerelateerde opleidingen

  • Overige arbo
Bekijk opleiding
  • Overige arbo
Bekijk opleiding
  • Overige arbo
Bekijk opleiding