Uit Den Haag: Besluit bouwwerken leefomgeving en energieprestatie

Op 21 juni verscheen het Besluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving. Dit wijzigingsbesluit brengt enkele wijzigingen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) aan. De kern van het pakket zijn de maatregelen voor een scherpere milieuprestatie voor woningen en kantoren en de introductie van een milieuprestatie-eis voor andere gebruiksfuncties. Energieprestatie en milieuprestatie beïnvloeden elkaar.

EPBD IV

Met de herziening van de Richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen (EPBD IV)31 heeft de Europese Commissie aangekondigd om een Europese rekenmethode te gaan ontwikkelen voor de berekening van de CO2-emissie die wordt veroorzaakt door gebouwen, de zogeheten Whole-Life-Carbon berekening. Dit betreft de CO2-emissies voor zowel het operationele energiegebruik van gebouwen als de CO2-emissies veroorzaakt door het materiaalgebruik in de gebouwen.Dit wordt berekend over de hele levenscyclus van een gebouw. Voor materialen betekent het dat CO2 -emissies vanaf de winning van de grondstof, via de productie van het bouwmateriaal tot aan de uiteindelijke sloop van het gebouw en de afvalfase van het sloopafval. Hiermee wordt dus aangesloten op dezelfde rekenmethode die de Europese Unie gaat invoeren voor de milieuprestatie van bouwproducten in de herziening van de Verordening Bouwproducten. Daarmee zijn de wijzigingen die via dit wijzigingsbesluit worden doorgevoerd ook in lijn met de Europese richtlijn voor de energieprestatie van gebouwen.

Europese Verordening Bouwproducten

De Europese Verordening Bouwproducten is verplicht voor bouwproducten die in de Europese Unie in de handel worden gebracht en waarvoor een geharmoniseerde productstandaard (hEN) bestaat of waarvoor de fabrikant van dat bouwproduct een Europese technische goedkeuring (ETA) heeft. Er is echter nog geen hEN door de Europese Commissie aangewezen voor het bepalen van milieuprestatie van bouwproducten. Als gevolg hiervan is het opnemen van milieuprestatie kenmerken in de prestatieverklaring (DoP) die bij de CE-Markering hoort, nog niet mogelijk. Hier wordt onder het CPR-Acquis proces aan gewerkt. Als dit proces is afgerond wordt het verplicht om met behulp van de dan beschikbare geharmoniseerde standaard de milieuprestatie van het bouwproduct te declareren.

Europese Richtlijn energieprestatie gebouwen

Bij de nationale implementatie van de Europese Richtlijn energieprestatie gebouwen zal ook nader worden bekeken welke effecten een eventuele scherpere energieprestatie-eis heeft op de milieuprestatie-eis. Een scherpere energieprestatie-eis kan bijvoorbeeld leiden tot meer zonnepanelen of meer energie-opslag. Dit leidt mogelijk tot meer milieubelasting, waardoor dan mogelijk de milieuprestatie-eis moet worden aangepast.

Minimum gebruiksoppervlakte voor milieuprestatie-eis

Het voormalige Bouwbesluit 2012 en het voorgaande artikel 4.159, derde lid, van het Bbl bevatten de bepaling dat een kantoorgebouw niet aan de milieuprestatie-eis hoeft te voldoen bij een bruto vloeroppervlakte van 100 m2 of minder. Deze bepaling verdwijnt. In plaats daarvan wordt bepaald dat een bouwwerk met een industriefunctie of een overige gebruiksfunctie niet hoeft te voldoen aan de bepalingen in artikel 4.159 als de gebruiksoppervlakte kleiner is dan 50 m2 . Het betreft hier in het algemeen kleine gebouwen met een nutsfunctie (zoals distributiegebouwen voor de energievoorziening), schuurtjes en fietsenstallingen. De regeldruk die berekeningen voor dergelijke gebouwen met zich mee brengt, staat niet in verhouding tot reductie van de milieubelasting die hiermee kan worden behaald. Met de grens van een gebruiksoppervlakte kleiner dan 50 m2 wordt ook aangesloten op de algemene grens die wordt gehanteerd voor de energielabelverplichting.

Berekening milieuprestatie-eis gebouw met meerdere gebruiksfuncties

Het komt regelmatig voor dat meerdere gebruiksfuncties in een gebouw zijn ondergebracht waarbij geen sprake is van een gebruiksfunctie, die een aanzienlijk groter aandeel van de totale gebruiksoppervlakte in beslag neemt dan de andere gebruiksfuncties. Van nevengebruiksfuncties is dan geen sprake. Denk bijvoorbeeld aan een combinatie van winkels en kantoren of van winkels en woningen. Het is lastig in dergelijke situaties om een specifieke milieuprestatie-eis per gebruiksfunctie te realiseren. Een woonfunctie en een kantoorfunctie hebben al een verschillende milieuprestatie-eis. Daar komen met dit wijzigingsbesluit ook de milieuprestatie-eisen bij voor andere gebruiksfuncties plus de soepelere milieuprestatie-eisen voor kleine woonfuncties en kantoorfuncties in niet-compacte gebouwen. Het zou in de praktijk niet werkbaar zijn als bijvoorbeeld per verdieping verschillende gebruiksfuncties zijn gevestigd met verschillende milieuprestatie-eisen: dan zouden per verdieping andere materiaalkeuzes moeten worden gemaakt vanwege die verschillende milieuprestatie-eisen. Daarom is ervoor gekozen om voor gebouwen met meerdere gebruiksfuncties de milieuprestatie-eisen voor de verschillende gebruiksfuncties middels een formule te combineren tot een milieuprestatie-ei voor het gehele gebouw. Bij een dergelijk gebouw, dat wel op één en hetzelfde perceel moet liggen, wordt de milieuprestatie-eis per gebruiksfunctie naar gebruiksoppervlakte gewogen. Dat betekent dat de milieuprestatie van het gebouw moet worden getoetst aan de naar gebruiksoppervlakte gewogen milieuprestatie-eisen van de in dat gebouw aanwezige gebruiksfuncties waarvoor een milieuprestatie-eis geldt. Als er op grond van de gebruiksoppervlaktes van gebruiksfuncties ook een soepelere milieuprestatie-eis geldt, dan wordt eerst de soepelere milieuprestatie-eis berekend voor de betreffende gebruiksfunctie (woonfunctie of kantoorfunctie). Vervolgens wordt de gewogen milieuprestatie-eis voor het gebouw berekend. Dit is voor de bouwregelgeving geen nieuwe benadering. Dit gebeurt ook al voor de toetsing aan de energieprestatie-eis.

Het volledige besluit vind je hier

Stel een vraag

Contact

Velden met een * zijn verplicht